Van Heerensociëteit tot modern museum

  • Door VVMA
  • 13 mei 2022
  • 0
  • 887 Views

De geschiedenis van Museum Arnhem

Het neoclassicistische monumentale pand van Museum Arnhem is in 1873-74 gebouwd in opdracht van de Arnhemse Heerensociëteit, een vereniging voor Indiëgangers die geld hadden verdiend met plantages in het huidige Indonesië, of daar gevochten hadden tegen de opstandelingen. De gebruikers en de middelen waarmee het gebouw kon ontstaan zijn daarmee niet onomstreden. Voor de bouw werd de Amsterdamse sterarchitect Cornelis Outshoorn aangetrokken, die onder meer het Amstelhotel en het Paleis voor Volksvlijt op zijn naam had staan. Outshoorns ontwerp was klassiek van opzet: een zeshoekige koepelbouw met twee schuin aansluitende lage zijvleugels en een veranda aan de tuinzijde. Wegens succes werd in 1888 de sociëteit uitgebreid en in de tuin werden een overdekte kegelbaan en een markante muziektent aangelegd. Het bleek de grande finale: de verbouwingskosten waren fors boven budget uitgevallen en het teruglopende ledental zorgde ervoor dat de vereniging haar schulden niet meer kon aflossen en failliet ging.

De Heerensociëteit in 1890 (foto: Gelders Archief 1583-4572)

Aangekocht door gemeente

Het complex op de Rehberg werd vervolgens aangekocht door de gemeente, om te voorkomen dat deze unieke locatie aan speculanten ten prooi zou vallen. Bovendien kon het sociëteitsgebouw dienen als museum, al was dit ‘monument van een vervaltijd’ daar volgens velen totaal ongeschikt voor. Architect Pierre Cuypers en de toenmalige directeur van het Rijksmuseum Barthold van Riemsdijk, die als adviseurs betrokken waren, overtuigden de gemeenteraad echter van het tegendeel. Uiteindelijk zou het nog jaren duren voordat het zover was. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, die in 1914 uitbrak, werden tijdelijk Belgische vluchtelingen in het gebouw ondergebracht en een van de vleugels werd als centrale gaarkeuken ingericht. Daarnaast moest het pand een aantal ingrijpende wijzigingen ondergaan voor de nieuwe museumfunctie. Het kreeg een sobere make-over, waarbij veel decoraties uit de ‘vervaltijd’ werden verwijderd.

Op 25 september 1920 opende het ‘Gemeentemuseum Arnhem’ de deuren. Kern van de collectie waren de voorwerpen van het Museum van Oudheden, tot dan gevestigd in de Waag, plus die uit de erfenis van Ver Huell.

Slag om Arnhem

De Tweede Wereldoorlog luidde een volgende fase in. Tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 kwam het museum, dat op de route richting Rijnbrug lag, midden in de vuurlinie terecht. In en om het gebouw werd hevig gevochten. Na de oorlog is het zwaargehavende pand hersteld en in 1953-1956 volgde een uitbreiding naar ontwerp van Eschauzier, als architect tevens ooit verantwoordelijk voor de herinrichting van het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum in Amsterdam. De nieuwe vleugel met zijn spectaculaire Rijnzaal – Eschauziers zwanenzang – gaf duidelijk vorm aan de wens toentertijd om te moderniseren. Zo is in 1971 de entree naar de zijkant verplaatst om het museum een minder deftige, informelere en open uitstraling te geven. Deze aanbouw werd in 1999 vervangen door een paviljoen van architect Hubert-Jan Henket, dat onderdak bood aan de entree, museumwinkel en museumcafé.

Ruimtegebrek bleef probleem

Ruimtegebrek bleef echter een probleem. In de jaren negentig brak een discussie los of het geen tijd werd voor nieuwbouw. Ook toen zou het weer jaren duren voordat hier een beslissing over werd genomen. Tussendoor kreeg het museum in 2007-2008 vanwege noodzakelijk technisch onderhoud nog een grondige renovatiebeurt door Tak Architecten. Daarnaast werden enkele authentieke elementen teruggebracht. De oorspronkelijke hoofdingang werd in ere hersteld zodat de koepel weer het middelpunt was van het gebouw. Tegelijkertijd woedde lokaal de discussie over de toekomst van het museum voort, met serieuze plannen voor een nieuw te bouwen Kunstencluster.

Oud en nieuw

Uiteindelijk kiest de Arnhemse gemeenteraad voor oud- én nieuwbouw op de eigen unieke locatie. Op 27 juni 2016 werd bekend gemaakt dat na een aanbestedingstraject met vijf architectenbureaus Benthem Crouwel Architects het ontwerp van de uitbreiding van Museum Arnhem op zich mocht nemen. Een ontwerp dat door zijn helderheid en eenvoud erg aansprak en ook de monumentale stuwwal ontzag. Inmiddels is dit plan uitgevoerd. Outshoorns oudbouw kan dankzij de vernieuwbouw weer jaren vooruit om de buitengewone combinatie van kunst, natuur en architectuur te vieren.

Verbouwing

Museum Arnhem is sinds de sluiting eind 2017 grondig getransformeerd. Een goed en eigentijds onderkomen voor het museum is een lang gekoesterde wens. De renovatie en uitbreiding was nodig omdat het museumgebouw niet meer voldeed aan de eisen voor een modern museum. Als eigenaar van het gebouw is Gemeente Arnhem opdrachtgever van de verbouwing. Uit een eerste aanbestedingstraject bleek dat het budget niet afdoende was, waarna de begroting noodgedwongen moest worden verhoogd en een nieuwe aanbesteding volgde. In 2020 is de bouw van het museum gestart door aannemer Rots Bouw BV uit Aalten. De Arnhemse gemeenteraad heeft voor de bouw € 22,5 miljoen beschikbaar gesteld. De Provincie Gelderland heeft € 500.000 bijgedragen. De totaal verbouwing heeft circa € 23 miljoen gekost.

De verbouwing in 13 stappen (ill,: ©Benthem Crouwel Architects)

Ontwerp

Het ontwerp van het vernieuwde Museum Arnhem is van Benthem Crouwel Architects uit Amsterdam. Bekend van onder meer: het Stedelijk Museum Amsterdam, Anne Frank Huis en het vernieuwde station Rotterdam Centraal. De renovatie en uitbreiding van Museum Arnhem integreert kunst en natuur naadloos. Het ontwerp benadrukt de unieke ligging van het museum en de karakteristieke kwaliteiten van het gebouw. Het ontwerp is gebaseerd op de modellenstudie voor de uitbreiding van Karres en Brands. Het landschap speelt een sleutelrol in de museumbeleving. De zalen zijn eenvoudig en rustig en creëren optimale omstandigheden om van de kunstwerken te genieten.

Museum Arnhem werd door veel bezoekers gewaardeerd door het uitzicht vanuit de Rijnzaal. Dat vergezicht is teruggebracht en er zijn extra uitkijkplekken aan toegevoegd. De ruimtes met kunst worden in het nieuwe ontwerp afgewisseld met panoramische uitzichten op de Rijn en Betuwe. Met de uitbreiding van de nieuwbouw is ruim 1100 vierkante meter expositie- en publieksruimte gerealiseerd bovenop de 1350 vierkante meter in het monument. Het museum beschikt nu over 1935 vierkante meter state-of-the-art expositieruimtes. Een toename van ruim 550 vierkante meter ten opzichte van voor de vernieuwing.

De nieuwe vleugel steekt vijftien meter uit over de stuwwal en is een ware blikvanger: op de gevel prijken 82 000 unieke door Koninklijke Tichelaar met de hand vervaardigde tegels. Het kleurverloop van de gevel – van ijsblauw naar aardse tinten – symboliseert de locatie van het museum op de door een gletsjer ontstane stuwwal. De riante nieuwbouw heeft een bijzonder kenmerk: een openbaar amfitheater met een grote tribune, waardoor bezoekers ook zonder museumticket kunnen genieten van het uitzicht en de tuin.

Uitschuiven ‘cliffhanger’

Het nieuwe deel van het museum dat boven de stuwwal zweeft biedt een spectaculaire blik op de stad en het omliggende landschap. Een cliffhanger die uniek is voor Nederland. De techniek die Rots Bouw BV heeft moeten toepassen om het gebouw ‘uit te schuiven’ is minstens zo spectaculair en wordt vooral toegepast bij het bouwen van bruggen. Hierdoor kon de stuwwal onder het gebouw ongemoeid worden gelaten. Tijdens het uitschuiven werd het gebouw als het ware gelanceerd vanaf een soort glijbaan. Het gebouw woog bij het verplaatsen destijds ongeveer 750 ton en werd over een lengte van 15 meter centimeter voor centimeter

Historische koepel als entree

De koepel heeft in het nieuwe ontwerp zijn oorspronkelijke, ruimtelijke karakter terug waarmee het ontwerp van Cornelis Outshoorn uit 1873 in al zijn oude glorie is hersteld. Voor Arnhemmers een zeer geliefd herkenningspunt van Museum Arnhem. Vanaf de heropening is dit de centrale ontmoetingsplek van het museum en huisvest Café Pierre, vernoemd naar de populaire voormalige museumdirecteur Pierre Janssen (1926-2007), en Winkel Museum Arnhem op de begane grond. Op de bovenverdieping van de koepel komt Studio Museum Arnhem: een vrij toegankelijke activiteiten- en evenementenruimte.

Tijdens de renovatie van de koepel zijn enkele historische elementen hersteld. Zo zijn alle ramen en openslaande deuren naar de tuin in de koepel teruggebracht naar de originele architectuur. Daarvan waren er in de loop der tijd verschillende dichtgemetseld om ruimte te geven aan kunstwerken. Via de vensters stroomt het licht nu weer binnen. Ook zijn de rijkelijk versierde gietijzeren kolommen op de begane grond en de eerste verdieping weer zichtbaar, deze waren jarenlang aan het oog onttrokken. Interieurarchitectenbureau Studio Modijefsky uit Amsterdam heeft de koepel getransformeerd tot een warme en toegankelijke ontvangstruimte. Daarbij heeft Studio Modijefsky de oorspronkelijke architectuur van de koepel als uitgangspunt genomen en zich laten inspireren door het verleden van het gebouw en de kunstcollectie van het museum. De spiegels, meubelstukken en lichtelementen vormen een compositie waarin nieuwe perspectieven worden gesuggereerd en magisch realisme een belangrijke inspiratie vormde. De gietijzeren kolommen dienen als basis waaromheen de verschillende interieur elementen zich vormen. Het café, de entree, de zitelementen en de displays van de winkel hebben elk hun eigen materialisatie en vormentaal die samen een onderscheidend karakter geven aan deze monumentale ruimte.

Het meest in het oog springend is de op maat gemaakte kroonluchter die vanuit de nok van de koepel 18 meter naar beneden hangt. De lichtbogen van de kroonluchter hebben de vorm van het silhouet van de koepel en ramen en spiegelen als het ware de architectuur ondersteboven de ruimte in.

Depot

Nieuw is dat het depot voor de collectie van Museum Arnhem en de archeologie van gemeente Arnhem een plek krijgen onder de nieuwe vleugel. De collectie van Museum Arnhem bevat ruim 25 000 objecten.

Duurzaam

Ook is het museumgebouw duurzamer geworden. Doordat de bestaande warmtekoudeopslag in de grond is gerevitaliseerd en er warmtepompen zijn aangelegd is het museum volledig van het gas af. Ook is het nieuwe museumgebouw goed geïsoleerd, met extra steun van Provincie Gelderland voor het rijksmonumentale deel. Het dak van de nieuwe tentoonstellingsvleugel wordt bovendien gebruikt voor zonnepanelen.

foto’s: Jannes Linders