In 1914 had Nijmegen een ‘Commissie ter verzekering eener goede bewaring van gedenkstukken van geschiedenis en kunst’. Die commissie kreeg in dat jaar iets bijzonders aangeboden: een kijkkast van de koffieplantage Kerkshoven aan de Warappakreek in Suriname. Gemaakt door Gerrit Schouten (1779 … 1839), zoon van de Nederlander Hendrik Schouten en de Surinaamse Suzanna Hanssen. Het diorama toont de plantage op een manier die de Nederlandse eigenaren zal hebben bevallen: in vol bedrijf en haast idyllisch. Maar vandaag de dag kijken steeds meer mensen daar met heel andere ogen naar. Want de kijkkast toont een plantage waar ongeveer 140 slaafgemaakte mensen gedwongen woonden en werkten.
Het verblijf van de tot slaafgemaakten bevindt zich aan de linkerkant van de kijkkast. Vanuit dit verblijf loopt een pad met bomen naar het hospitaal, rechts van het dorp. Nog een stukje naar rechts zie je de houtloods, waar vier mannen aan het werk zijn. Met daarvoor het botenhuis, waar een man zit te vissen bij een eenvoudig bruin bootje. Op de voorgrond ligt een wat grotere boot aangemeerd, in groen en wit. Een stukje achter die boot zie je een mooi versierd bruggetje, dat naar het huis van de directeur leidt. Het gebouw rechts van het plantershuis is de keuken, met schuin daarachter de moestuin. Vanaf de woongebouwen loopt een pad naar de koffieloods, helemaal rechts, waar ook een aantal slaafgemaakte mensen aan het werk is. Aan de andere kant van dat pad begint de plantage. Verder zien we nog een stal met koeien en schapen, en een kleinere loods waar een opzichter een pijp zit te roken. Op het pad langs de rivier rijdt iemand op een paard – misschien is dat wel de directeur.
Wit perspectief
Het diorama geeft een unieke indruk van hoe de plantage er tweehonderd jaar geleden uitzag. Door de ogen van kunstenaar Gerrit Schouten en voor de ogen van de plantage- eigenaren in Nederland. Het is een product van de koloniale context en machtsverhoudingen die toen bepaalden hoe iemands leven eruitzag. De meeste overgeleverde bronnen zijn gemaakt vanuit het perspectief van de witte kolonisator, zo ook het diorama. Bronnen over het leven van de tot slaaf gemaakten, liederen die werden gezongen op de plantage en persoonlijke ervaringen van tot slaaf gemaakten zijn vaak niet of minder goed vastgelegd en onderzocht. Het diorama toont dus iets van het leven van de slaafgemaakte mensen die op de plantages werkten, maar vertelt niet het hele verhaal. De akkers waar koffie werd verbouwd, zijn bijvoorbeeld niet afgebeeld. De plantages in het Commewijnegebied vormden samen een tropisch regenwoud, dat door de slaafgemaakte mensen moest worden gekapt, om het land vervolgens klaar te maken voor het verbouwen van gewassen. Bij het betreden van het hete, klamme oerwoud breekt het zweet je uit en begeef je je in het koninkrijk van de muggen. Dat is al geen prettige ervaring, maar de slaafgemaakten werden gedwongen er ook nog de hele dag in de zon te werken. Naast het werk op de akkers moesten zij ook voor hun eigen eten zorgen door groenten te verbouwen op een kostgrondje en te vissen.
Relaties
Hoewel tot slaafgemaakte mensen niet mochten trouwen, waren er natuurlijk wel relaties onderling (al dan niet gedwongen), of bijvoorbeeld tussen witte mannen die een functie hadden op de plantage met een slaafgemaakte vrouw. Kinderen van gemengde afkomst werden soms vrijgekocht door hun vader. Het vrijkopen van een tot slaaf gemaakte wordt manumissie genoemd, naar de Latijnse term manumissio, ‘het uit de hand (van de meester) wegzenden’. Op Kerkshoven gebeurde dit waarschijnlijk bij Henri. Hij werd geboren op 17 september 1858 als zoon van de slaafgemaakte vrouw Seba. Henri werd op verzoek van A.B. de Sanders, de directeur van de plantage in deze periode, gemanumitteerd onder de naam Henrij Gustaaf Sandel (resolutie 24 maart 1862). Opvallend is dat een ander kind van Seba, Jane, niet gemanumitteerd is. Het wordt in de documenten niet duidelijk wie officieel de vader is.
Voor slaafgemaakte vrouwen op de plantage kon een relatie met een eigenaar of directeur de leefomstandigheden verbeteren. Maar ook in die positie waren zij nog altijd erg afhankelijk van de welwillendheid van hun minnaar. Kinderen die op de plantage werden geboren, moesten al vanaf jonge leeftijd meehelpen. De namen van de kinderen die op de plantage ter wereld kwamen, werden gekozen en opgelegd door de eigenaar.
Verzet
Er was vanaf het begin van de slavernij verzet tegen de onderdrukkers. Een vorm van verzet was als tot slaaf gemaakten wegliepen van plantages en daarmee in opstand kwamen tegen hun leefsituatie. In kranten zijn politieberichten gepubliceerd over drie mannen die Plantage Kerkshoven ontvluchtten, onder wie François (geboren in 1834) in 1859 en Presto (geboren in 1833) in 1863. In het Commewijnegebied was ontsnappen lastig, omdat de plantages aan de ene kant grensden aan water en aan alle andere zijden werden omringd door andere plantages. Bij de erfgrenzen van de plantages werden vaak cactussen met grote naalden geplaatst, zodat het bijna onmogelijk was om de plantage te verlaten. Slaafgemaakte mensen die probeerden te vluchten of iets deden dat niet naar de zin van de directeur was, kregen gruwelijke straffen. Zo werd de slaafgemaakte vrouw Affie op Kerkshoven mishandeld omdat zij ‘te lang had gepoept’. Als straf werd zij aan handen en voeten om een ton gebonden en al draaiend ontving zij tot bloedens toe zweepslagen met een tamarinde zweep. Affie was op dat moment 33 jaar. Ze was de moeder van twee op de plantage geboren en jong gestorven kinderen: Klaas (1859 … 1860) en Zaire (1861 … 1862).
Jan Pieterse Abbekerk liet plantage Kerkshoven rond 1740 aanleggen. Hij overleed in 1759 en zijn dochter Johanna Cornelia erfde de plantage. Zij bleef niet in Suriname, maar ging in Amsterdam wonen, waar ze trouwde met Joshua Pieter de Putter. Vanaf dat moment was een door Johanna de Putter aangestelde directeur verantwoordelijk voor het beheer van de koffie- en katoenplantage. Vijftig jaar later was C.H. Winthorst de directeur. Hij liet een nieuwe koffieloods bouwen, het belangrijkste gebouw in het diorama, dat zijn initialen (CHW) draagt.
Pronken
In 1823 was het eigendom van de plantage overgegaan op de zoon van Cornelia en Joshua de Putter. Waarschijnlijk is het diorama voor hem gemaakt, zodat hij in Nederland kon zien waar hij nou eigenlijk eigenaar van was – en misschien ook wel om mee te pronken. De plantage bleef tot de afschaffing van de slavernij in de familie. In 1863 was Cornelis Pieter Slaap, grondeigenaar in Amsterdam, de eigenaar. Zijn zoon Gerard Thomas Daniël Slaap schonk het diorama aan de gemeente Nijmegen.
Anoniem, Gezicht op de koffieplantage Leeverpoel in Suriname, ca. 1700 … ca. 1800, pen in grijs, penseel in kleuren in waterverf, potlood, h 43 × b 63 cm, collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
Anoniem, Gezicht op de koffieplantage Leeverpoel in Suriname, ca. 1700 … ca. 1800, pen in grijs, penseel in kleuren in waterverf, potlood, h 43 × b 63 cm, collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
In 1863 werd de slavernij in Suriname afgeschaft. Cornelis Pieter Slaap ontving na de emancipatie in 1863 een tegemoetkoming van f 41.700 omdat hij 141 slaven in zijn bezit had. Kerkshoven is waarschijnlijk al snel na de afschaffing van de slavernij opgeheven. De koffieloods die op de plantage stond en ook op het diorama is weergegeven, werd verplaatst naar plantage Peperpot en staat daar nog steeds, nu als onderdeel van een boutiquehotel.
Bakkie
De grond van een aantal plantages werd na de afschaffing van de slavernij verdeeld onder de mensen die daarvoor als slaafgemaakte hadden moeten werken. Een aantal van hun nazaten leeft nog altijd in de buurt van de oude plantagegrond. Anderen zijn er zelfs weer teruggekeerd. Zo ook Marsha Mormon, die zich samen met haar partner Bas Spek heeft gevestigd op de voormalige plantage Reynsdorp aan de Warappakreek, tegenwoordig Bakkie genoemd. Daar creërden zij een plek waar aandacht wordt besteed aan de geschiedenis van het gebied en van Marsha Mormon’s familie. In hun museum tonen zij archeologische vondsten uit de Warappakreek, artefacten uit de omgeving, archiefstukken en een aantal bijzondere boeken. Ook is er een tuin aangelegd met allerlei tropische bomen en struiken. Uitzondering is een grote dadelpalm. Deze boom is gegroeid uit zaden die door slaafgemaakte vrouwen vanaf de westkust van Afrika naar Suriname zijn gesmokkeld. Bas Spek en Marsha Mormon deden onderzoek naar haar voorouders, en ontdekten dat haar familiegeschiedenis is verbonden aan het diorama. Haar betovergrootvader werd in slavernij geboren op de plantage Kerkshoven.
Marsha Mormon en Bas Spek wezen het Valkhof Museum in 2017 op de kijkkast, die lange tijd een onzichtbaar bestaan had geleid in de collectie van het museum. Het paste niet goed bij de andere objecten in de collectie en de verhalen die in het museum werden verteld. Ook al was er wel een paar keer over het diorama gepubliceerd, de kast zelf werd een paar keer tentoongesteld in andere musea en stond daarna ook een tijd in het depot.
Maatschappelijk debat
Door Marsha Mormon en Bas Spek gingen medewerkers van het museum met andere ogen naar het diorama kijken. Ook het maatschappelijke debat over het slavernijverleden zorgde ervoor dat het diorama weer meer op de voorgrond kwam in de collectie. Het diorama vertegenwoordigt een belangrijke waarde als kunstobject en als historisch document. Aan de hand van het diorama kan de koloniale geschiedenis en het slavernijverleden onderzocht en verteld worden. Dit is een gedeelde geschiedenis die op verschillende manieren en op meer continenten doorwerkt in het heden. Machtsverhoudingen en denkbeelden van toen zijn vormend geweest voor de situatie van nu. Zo is in het verleden de basis gelegd voor de ongelijke verdeling van sociale en economische kansen. De laatste jaren groeit het besef dat dit door vele generaties heen heeft geleid tot een samenleving die niet voor iedereen even rechtvaardig is, en waar huidskleur en afkomst nog altijd bepalend zijn voor de mogelijkheden die iemand krijgt. Ook in de manier waarop mensen uit verschillende delen van de wereld naar elkaar kijken en over elkaar denken, werkt het koloniale denken nog altijd door. Gekoloniseerde gebieden werden bewust gepresenteerd als onontwikkeld. Europese landen beweerden dat ze er beschaving kwamen brengen, terwijl ze de gebieden in feite innamen. Dit gedachtegoed klinkt door in objecten en bronnen die bewaard zijn gebleven en de verhalen die er eeuwenlang bij verteld zijn. Zo lag de nadruk meestal maar op één kant van het verhaal, die van de onderdrukker. Tot voor kort was er weinig ruimte voor andere perspectieven op de koloniale tijd en de slavernij, ook in musea. Om dit te veranderen, is kennis van het koloniale verleden en daarmee begrip voor de verhoudingen in het heden van cruciaal belang.
Nieuw onderzoek
De geschiedenis van het diorama wordt opnieuw onderzocht om meer inzicht te krijgen in de complexe en beladen geschiedenis van Suriname en Nederland.
Daarbij kijkt het projectteam van Valkhof Museum niet alleen de achtergronden van de kijkkast zelf, maar ook van de plantage aan de Warappakreek. Er wordt onder andere onderzoek gedaan naar hoe het dagelijks leven daar was. Ook zullen zij aandacht besteden aan de rol die inwoners van Gelderland gespeeld hebben in het koloniale verleden. Ook bestudeert het museum of er in de collectie nog meer objecten voorkomen die gerelateerd zijn aan die geschiedenis. En bovenal zoekt het team naar persoonlijke verhalen van mensen die met het diorama verbonden zijn.
Het diorama van plantage Kerkshoven is in 2023 gerestaureerd door Marieke Kraan en Bernadette van Beek. In overleg met Marsha Mormon en Bas Spek is besloten dat voor het Museum Bakkie een replica van de kijkkast wordt gemaakt. Op die manier kan het verhaal over plantage Kerkshoven op twee plekken aan de hand van een diorama worden verteld: in Nijmegen en op Bakkie. De komende jaren gaat het projectteam zowel in Suriname als in Nederland op zoek naar verhalen die bij het diorama horen.
Maarten de Leede & Yvette Driever